1526
7 Augustus. De landvoogdes Marguerite onderricht, dat Jan Benninck, Raad in Hollant, groote moeite gedaan en veel geld besteed heeft, om Amsterlant te verlossen van het overtollige water, hetwelk die van de stad Utrecht en het Nedersticht uit moedwil en zonder verlof van den keizer of vergunning van de Amsterlanders op hun land geloosd hebben, geeft aan Vincent Cornelisz., Rekenmeester, en Reynier Brunt, Procureur-Generaal van Hollant, Raden des Keizers, in last om zich te begeven naar Amsterdam, de hoofdstad van Amsterlant, en daar op het stadhuis eene vergadering van ingelanden te beleggen, ten einde de rekening van Benninck te hooren. Vervolgens geeft zij bevel, om hem en anderen die aanspraak op vergoeding hebben, voor hunnen arbeid te beloonen en aan hen de uitgeschoten penningen terug te betalen.
Brief op papier, door de landvoogdes geteekend en bezegeld. Gescreven, te Mechelen den VII den dach van Augusto anno XVc XXVI.
S0001