1525
Jan Benning van wiens krachtige pogingen om verbeteringen op waterstaatsgebied in Amstelland te verkrijgen, waarover wij onder 1520 melding maakten, heeft met allen ijver geprocedeerd. Hij heeft reizen gemaakt, opnemingen laten doen en kaarten laten maken. Gerechtelijke verklaringen heeft hij ingewonnen wegens vernielde dammen, vonnissen en dwangbevelen heeft hij tot herstel daarvan van den Hove verworven. Arbeiders heeft hij te werk gesteld en vele kosten gemaakt.
"Ik heb," zoo spreekt hij op den 26sten Juni tot zijne lastgevers, ten huize van den Burgemeester Frans Klaas Heinenzoonszoon, aan de Plaatse, - "ik heb, met de hulp van God den Keizer ende Landvoogdes, de zaken zoo beleid, dat Amstelland thans, op weinig na, van de waterplaag is verlost. De Heemraden van Woerden hebben een goed verlaat met twee opwindende deuren gemaakt in plaats van den vroegeren dam. Wordt dit goed onderhouden, dan is de dam onnoodig. Zij mogen nimmer de twee deuren tegelijk opwinden of water doorlaten. Doen zij 't evenwel, dan zullen zij zeshonderd pond verbeuren en terstond den dam weer moeten leggen. Weigerden zij dit laatste, dan zou Amstelland het op hunne kosten mogen doen, blijkens acte van den Hove van. Holland, die ik hier vertoon."
Die acte van 30 April 1524 en eene andere van het Gerecht van Woerden van 4 Mei, berusten nog in het oud-archief van Amsterdam, W 8, n". 5. "De Staten van het Neder-Sticht hebben den dam ter Aa, tot driemaal toe, doen leggen, maar evenzoovele malen is die weer doorgestoken.
"De Landvoogdes heeft die Staten gedwongen, bij arrest op hunne goederen, den dam andermaal te doen leggen, en bij klokslag in alle Stichtsche dorpen te verbieden er aan te roeren op zware straf. Dit is geschied. Maar omdat de Stichtschen niet te vertrouwen zijn, blijven de goederen der gezegde Heeren nog in arrest, totdat zij zekerheid gesteld zullen hebben, dat de dam zal blijven liggen, en totdat een overeenkomst getroffen zal zijn aangaande de Nieuwersluis, door welke ons ook overlast is gedaan.
"De Ambachtsheer van Kalslagen heeft, hangende 't proces, uit vrees, een verlaat doen maken in de plaats van den Billerdam, waarmee ik, in den naam van Amstelland, geen genoegen genomen heb. Ik heb 't zoover gebracht, dat hij den dam weer zal moeten leggen, - wat hij niet zou hebben behoeven te doen, indien hij gelijke verplichting als die van Woerden op zich had willen nemen.
"Opdat nu Amstelland niet weer in de oude gebreken vervalle en ook Bijleveld jaarlijks geschouwd worde, wat in geen veertig jaren geschied is, zoo heb ik een octrooi verworven op den schouw van den Ring van AmstelJand en Bijleveld, en eene goede kaart daarvan doen maken met eene instructie, hoe men den schouw moet doen.
"Hierin nu heb ik gewerkt van den dag af dat mij procuratie is gegeven tot heden toe. Ik heb veel kosten gedaan, veel moeite gehad en vele vijanden gekregen, vooral in het Sticht, waarvoor ik wel eenige recompense behoor te genieten, behalve de terugbetaling mijner gedane kosten, die uit mijne rekening zullen blijken;
" Wat eindelijk den overlast betreft, dien Amstelland nog van de zijde van Abcoude onder- vindt, - ik heb dien, bij advise van eenigen, niet geroerd. Maar ik zal te gelegener tijd U weder beschrijven, om Uwen raad te hooren en dan te doen als 't behooren zal.
De vergadering neemt, eer zij uiteengaat, het besluit, machtiging te vragen van den Keizer of van den Raad van Holland, om, lot betaling der kosten, eenen omslag te doen over alle landerijen in Amstelland. Het duurt echter nog anderhalf jaar eer de zaak tot afdoening komt. Intusschen wordt het bovengenoemde octrooi op den schouw van Arnstelland en Bijleveld uitgegeven en daarmede het Hoogheemraadschap van Amstelland gevestigd. (Noot)
Noot: Het Hoogheemraadschap strekt in het noorden van Amsterdam tot Muiden en Weesp, - heeft ten westen dezelfde grens als het Heemraadschap van Nieuwer-Amstel, - reikt ten oosten tot de polders op de westzijde van de Vecht en heeft ten zuiden een aanhangsel, dat over den Rijn tot aan den IJssel strekt, Bijleveld genaamd.
S0001