Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

slider

Sections

1516

22-12-1516. Het Hof van Holland beslist dat koninklijke ordonnantie de ordonnantie van 1499 vervangt en dwingt schout en schepenen van Amstelveen maatregelen te nemen tegen het Stichtse water. Jan Benninck krijgt zijn zin, ten koste van de ambachtsheer.

De Ordonnantie van 1 September 1499, wegens de sluizen en bruggen, heeft niet lang gebaat. In een proces, beslist bij arrest van het Hof van Holland van 22 December 1516, Civiele Sententiën 1516, no. 161, vinden wij vermeld, dat, toen reeds eenigen tijd geleden, eene ordonnantie op de bekading en bewaring van Amstelveen tegen het Stichtsche water is gemaakt door Commissarissen daartoe geordonneerd ingevolge octrooi des Konings: eene ordonnantie, die dus de ordonnantie door den Ambachtsheer in overleg met het meerendeel der ingelanden in 1499 vastgesteld, heeft vervangen.

De gedaagden in dit proces, zijnde drie personen met name genoemd, en nevens hen, Schout en Schepenen van Amstelveen, ontkennen, dat die verordening gemaakt is om de redenen door de eischers opgegeven (vermoedelijk de verwaarloosing der kaden en sluizen), maar beweren, dat die een gevolg is van den sterken aandrang van Jan Benninck of Banninck, die voortdurend er naar streeft om hen, gedaagden, te onttrekken aan de jurisdictie en subjectie van den Heer van Brederode, die in hun dorpsgebied alle jurisdictie heeft van schouwen, zoowel als van andere zaken.

Wij hebben het bedoelde octrooi des Konings niet en kunnen dus niet nagaan of het op aandrang van Benninck is verleend, maar men mag wel aannemen, dat zulks werkelijk het geval is geweest. Benninck is in deze dagen een man van grooten invloed (Noot) die, zooals wij ook van elders weten, zich veel aan de belangen van den waterstaat laat gelegen liggen. In het zoo even gemelde proces, treedt hij, met Prior en Convent van de Regulieren buiten Amsterdam en eenige ingelanden van Amstelveen als eischer op.

Noot: Hij was van 1495 tot 1509 Schout van Amsterdam, daarna Raadsheer in het Hof van Holland. Zijn portret, als Jerusalemvaarder, 1519, in het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht. Bijschrift met de hand: niet juist. Dit is het portret van zijn neef, ook Jan Benninck geheten.

Strekken zijne bemoeiïngen inderdaad of aan de voornaamste ingelanden van Amstelveen, ten koste van de rechten van den Ambachtsheer, meer invloed op het beheer van dijken en sluizen te verzekeren, er schijnt daartoe in werkelijkheid wel aanleiding te hebben bestaan. In het vermelde proces voeren de eischers aan, dat het zevende artikel van de door hen bedoelde ordonnantie inhoudt, dat alle bruggen en zijlen zullen dicht gemaakt en gehouden worden met deuren, die geopend en gesloten kunnen worden om het water zoowel te kunnen loozen als te kunnen keeren; dat Schout en Schepenen van Amstelveen, als de schouwen het toezicht op die werken hebbende, verplicht waren geweest, overeenkomstig dat voorschrift te keuren, te schouwen en te procedeeren, zonder eenige dissimulatie, maar dat zij het tegendeel hebben gedaan. Eischers beschuldigen de gedaagden, dat deze zekere gaten in den dijk behielden met kwade, vuile planken daarover liggende, zonder dat daarin deuren waren om het water te loozen of te keeren, zoodat het land in gevaar is, onder water te geraken; dat de Schout penningen aanneemt om dit door de vingers te zien en de Schepenen gunst en faveur simuleerden. De eisch strekt, dat gedaagden verplicht verklaard zullen worden om de ordonnantie te onderhouden.

De gedaagden voeren daartegen aan, dat de in den dijk zijnde gaten en bruggen daar reeds meer dan veertig jaar geweest zijn, zonder dat zij ten tijde van de bedoelde ordonnantie gestopt zijn; zij ontkennen, dat de bruggen met kwade planken gemaakt zijn; die bruggen zijn zoo, dat men er met wagen en paard over rijden kan, terwijl zij eenige gaten gestopt hebben. Zij verklaren niet te willen pleiten tegen, noch te doen willen hebben met genoemden Benninck, die altijd poogde haar overste te wezen en hen te regeeren. Zij ontkennen voorts, dat het land onder water ligt en dat bij Schout en Schepenen eenige simulatie geschiedt of iets door de vingers gezien wordt. Intusschen verklaren zij zich bereid de ordonnantie in alle punten te onderhouden.

Daartoe worden zij dan ook bij 's Hofs sententie verplicht verklaard, met veroordeeling tevens van de drie eerste gedaagden en van den Schout in verschillende boeten ter zake hunner overhoorigheid, dat zij de ordonnantie niet hebben nageleefd.

S0001

Gerelateerde inhoud
Bronnen & Literatuur
1499
1520
Share |