1495
29 Januari, geven burgemeesteren hem van stadswege zijne commissie.
Onder 1489 hebben wij medegedeeld, dat Maximiliaan wegens erfrenten, door de stad Amsterdam verkocht, om hem geld te verschaffen, haar het Baljuwschap van Amstelland en Waterland heeft overgegeven.
Het Baljuwschap heeft de stad laten bedienen, bij commissie van den Landsheer, door den gene, dien zij verkoos en er de inkomsten van ontvangen. Rentmeestersrekening van Amstelland 1489 fol. 13; en zoo eveneens in die van 1490, 1491 en 1492, evenwel in die van 1493, fol. 14 is het geschrevene doorgehaald en veranderd, - welke verandering denkelijk gedaan zal zijn, toen de rekening in het voorjaar van 1495 werd nagezien.
Hertog Philips is door zijne raadslieden onder het oog gebracht, dat door de geldleeningen zijns vaders de domeinen verminderd en vele partijen verzet en verpand zijn. Gevolg: het uitvaardigen eener ordonnantie, waarin bevolen wordt, dat al sulcke partien wederomme an Zijnder Genaden domeynen gevoucht zonden worden. Privilegieboek no. 1, fol. 94 verso; Rentmeestersrekeningen van Amstelland, 1496, 1497, 1498, fol. 16 verso. Op grond dezer ordonnantie, eischt de Rentmeester-Generaal van Holland het Baljuwschap terug, met alles, wat de stad er sedert 1489 uit ontvangen heeft. Amsterdam zou dus al haar geleend geld kwijt zijn en bovendien belast blijven met de jaarlijksche rentebetaling van 640 pond. De stad dient eene klacht in, in den vorm eener ootmoedige supplicatie. Zij hoopt, dat de Hertog zal erkennen, dat dit geen belooning is van den dienst aan Zijnen vader gedaan. Philips erkent de gegrondheid van de klacht. Maar de stad moet zich laten welgevallen, dat, volgens Maximiliaans munt-reductie, de som van 640 pond wordt herleid tot 360 pond. Op dezen voet wordt eene nieuwe overeenkomst getroffen, die gerekend wordt te zijn ingegaan op 1 October.
S0001