1452
30 Augustus. Hertog Philips beveelt, dat tot op een vierendeel van eene mijl buiten Aemstelredam geen bier ot wijn mag getapt of gedronken worden, dan met betaling van het gewone recht der accijnzen. Dit verbod wordt door hem gedaan, omdat sommigen tot aanmerkelijke schade van de stad, wier inkomsten meestendeels in de accijnzen bestonden, buiten de poort en stedelijke Vrijheid tot eigen voordeel wijn en bier sleten. Hetgeen dikwijls aanleiding gaf tot vechten en andere buitensporigheden, die, als buiten de jurisdictie en het schoutambt geschiedende, gewoonlijk ongestraft bleven. Uitgezonderd worden alleen de kloosters der Karthuizers en Regulieren, waar men zonder accijns zooveel wijn en bier mocht gebruiken, als voor de dagelijksche behoefte noodig was. Brief op perkament, met het zegel en tegen zegel van den Hertog in rood was. Donne en nostre ville de Lille Ze penultime jour daoust lan de grace mil guatrecens cinguante et deux.
Deze vrijdom van accijns wordt misschien ook hier, evenals in andere plaatsen, door de kloosterbroeders verder uitgestrekt, dan de eigenlijke vergunning inhield, met ten eigen voordeele ook anderen in dit voorrecht te doen deelen. Op dit misbruik doelt ook de geschiedschrijver Brandt, wiens uitspraak echter o.i. niet van groote overdrijving is vrij te pleiten: "Veele geestelijken sloegen nu ook aen 't koopmanschappen; 't welk het gemeen te meer nadeelig was, dewijl sij alle waren, van belasting vrij zijnde, merkelijk beter koop gaven en konden geven, als andere winkelhouders, die neeringloos saeten en klaegden, dat de kerkelijken het voorregt, dat se hadden, om 't geestelijk te beter waer te nemen, tot een werelts einde misbruikten, en dengeenen, die hen hielpen voeden, het broedt uit den monde namen. Dus veranderden de kloosters in winkels, voor burgers en vreemden; en de wooningen der wereltlijke priesteren, in herbergen en taphuisen voor den gaenden en komenden man. Sommige steden stelden zich hier tegens met scherpe keuren,"
S0001